Het begin
Wij, mijn vrouw Franka en ik, waren in augustus 1998 op bezoek bij vrienden. Zij kampeerden op dat moment met hun twee kinderen op een camping in Zeeland. Op een gegeven moment maakte mijn vriend bekend dat hij een andere auto had gekocht (hij reed op dat moment een Volvo 440 turbo): een Volvo Amazon stationcar (P 121). In de buurt van Helmond is een handelaar gevestigd die gespecialiseerd is in klassieke Volvo's en daar had hij hem gekocht. Er moest alleen nog LPG in worden gebouwd. Hij wist dat ik al jaren met de gedachte speelde om mijn oude Volvo 144 S uit 1971 weer voor de dag te halen. Deze auto stond al 13 jaar op stal bij een oud-collega van mij. Ooit waren wij met z'n allen met deze auto op vakantie geweest, meerdere malen naar Portugal en zelfs een keer naar Griekenland. Toen was dat nog mogelijk via Joegoslavië. Mijn bedoeling was om deze auto in de komende maanden tevoorschijn te halen, te restaureren en dan weer dagelijks te gaan gebruiken. Enkele weken daarna heb ik inderdaad deze auto met een trailer naar huis gehaald. Aldaar bleek dat er toch veel werk aan zat te komen. Franka zag het project totaal niet zitten: de auto stonk vreselijk, was niet om aan te pakken zo vies, de lak was beschadigd, veel plaatwerk en kokers verroest, etc. Zij opperde toen het plan om, als ik toch een klassieker wilde restaureren, om dan een "echte" te nemen. Al jaren hadden we het over een P1800 gehad maar de prijs schrok ons toch wel af.
De koop
Uiteindelijk ben ik in de buurt rond gaan kijken en kwam bij de handelaar van mijn vriend's P121 terecht. Hij had enkele rijdende exemplaren staan, twee 1800 ES-en, maar die waren behoorlijk aan de prijs en dan moest er nog veel aan gedaan worden om ze in topconditie te brengen. Dit aangehoord hebbend nam hij me mee naar een loods achter zijn werkplaats. Daar had hij nog een onafgerond "project" staan. Toen de deur openging schrok ik wel even: daar stond een min of meer witte P1800 S, compleet gestript op de achteras en de kofferdeksel na. Hij leunde onder de bodem op twee wielen. Naderbij gekomen zag ik dat er het een en ander aan gedaan was: nieuwe koplampringen, knipperlichtgaten, de motorruimte was gespoten, er waren in de zijkanten stukken gezet en vlak geplamuurd, de achterlichtgaten bijgewerkt. Eigenlijk viel het allemaal wel mee. Achter in een hoek stond ook nog een B20B-motor met twee SU-carburateurs. Mijn oude Volvo had oorspronkelijk dezelfde motor maar daar heb ik later een enkele Zenith-Stromberg opgezet. Ook de motorkap stond ergens achterin. Alleen het dashboard zag er niet uit: de bovenbedekking was eraf en wat zichtbaar was was een roestbruine roestige plaat. Van de mijlenteller lag de naald los onderin. De kabelboom en de bobine lagen in een bocht vanuit de motorruimte in het interieur maar leken nog helemaal heel. Onder de voorkant van de auto was de vooras zichtbaar: deze was al helemaal gerestaureerd (nieuwe rubbers, spoorstangen, remschijven, etc.). Ik zag het toch wel zitten. Zeker toen ik op de zolder van de schuur de meeste overige onderdelen ontwaarde: de ruiten, de veren (achter nieuwe en voor ontroest en keurig rood gespoten, 4 nieuwe Koni-schokdempers. De portieren (die er opmerkelijk gaaf uitzagen), een doos met de restanten van de voorstoeltjes (de auto kwam uit Californië en het leer was compleet verweerd!) en nog een heleboel losse delen. Kortom: met inruil van mijn oude 144 werd de prijs vastgesteld.
Papieren
Bij de auto zat een Amerikaans eigendomsbewijs van iemand uit Californië. Via Internet kwam ik erachter dat dezelfde persoon nog op hetzelfde adres woonde. Ik heb deze man een briefje gestuurd en tot mijn verbazing kreeg ik een paar weken later een E-mailtje waarin de man mij vertelde dat hij de auto in 1969 nieuw gekocht had. Daarna had hij er met veel plezier 17 jaar en 200.000 mijl mee gereden! Wat er na 1986 met de auto is gebeurd wist hij niet. Verder zaten er wat vreemde Duitse formulieren bij (politieverklaringen leken het wel) waaruit bleek dat de auto daar van 1991 tot 1996 is geweest. Op het formulier uit 1991 stond als vorige eigenaar een Deens klinkende naam en plaats. Op de vooruit stond met vetkrijt een nummer geschreven wat leek op een vervrachtingnummer van een rederij. Vermoedelijk is de auto rond 1996 naar Nederland gehaald maar nooit ingeklaard. Bij navraag bleek dat ik de derde (Nederlandse) eigenaar was die een poging waagde om de auto te restaureren.
Nieuwsgierig hoe het verder gaat? Ga naar deel2 ....... of terug naar de beginpagina.